Rechtbank Midden-Nederland 27-02-2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:773

Essentie (redactie)

Het gezag van de moeder wordt beëindigd omdat zij misbruik heeft gemaakt van het gezag doordat zij de kinderen langdurig ernstig fysiek en emotioneel heeft mishandeld. Er loopt een strafzaak tegen haar. Daarnaast worden de kinderen gedurende een jaar onder toezicht gesteld en wordt een machtiging verleend om de kinderen, eveneens voor de duur van een jaar, uit huis te plaatsen. Onderzocht moet worden welke opvoedsituatie tegemoet komen aan de behoeften van de getraumatiseerde kinderen die nu bij tante verblijven.


Datum publicatie10-03-2025
Zaaknummer587057 en 586020
ProcedureEerste aanleg - meervoudig
ZittingsplaatsUtrecht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Gezagsbeëindigende maatregel 1:266 BW/schorsing gezag
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Het gezag van de moeder wordt beëindigd omdat zij misbruik heeft gemaakt van het gezag doordat zij de kinderen langdurig ernstig fysiek en emotioneel heeft mishandeld. Daarnaast worden de kinderen gedurende een jaar onder toezicht gesteld en wordt een machtiging verleend om de kinderen, eveneens voor de duur van een jaar, uit huis te plaatsen.

Volledige uitspraak


RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht

locatie Utrecht

zaaknummers:

C/16/587057 / FO RK 25-25 (beëindiging ouderlijk gezag)

C/16/586020 / JE RK 24/2055 (ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing)

Beschikking van 27 februari 2025

in de zaak van:

de Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland,

hierna te noemen: de Raad,

gevestigd in Utrecht,

over de kinderen:

  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ;

  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] .

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

wonende op een voor de rechtbank bekend adres,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. L.E. Toet,

[vader] ,

wonende in [woonplaats] ,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. A.G. Ouwejan,

de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland,

gevestigd in Utrecht,

hierna te noemen: de GI.

1De procedure

1.1.

De rechtbank heeft op 19 december 2024 van de Raad een verzoekschrift (met bijlagen) ontvangen waarin wordt verzocht om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen alsmede een machtiging te verlenen om de kinderen uit huis te kunnen plaatsen.
Daarnaast heeft de rechtbank op 10 januari 2025 een verzoekschrift (met bijlagen) ontvangen van de Raad waarin wordt verzocht om het gezag van de moeder over de kinderen te beëindigen. Op 24 januari 2025 heeft de Raad de reacties van de ouders op het raadsrapport nagestuurd.

1.2.

De beide verzoeken zijn door de meervoudige kamer (drie rechters) besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 13 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:

  • de moeder en haar advocaat;

  • de vader en zijn advocaat;

  • de heer [A] namens de Raad;

  • mevrouw [B] en mevrouw [C] namens de GI.

1.3.

Aan mevrouw [D] , de stagiaire van mr. Toet, heeft de rechtbank bijzondere toegang tot de zittingszaal verleend.

1.4.

De advocaten van de ouders hebben tijdens de zitting ieder een pleitnotitie voorgedragen die zij na de zitting aan de rechtbank hebben overgelegd.

1.5.

Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank de uitspraakdatum op heden bepaald.

2Waar de procedure over gaat

2.1.

De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest.

2.2.

De ouders hebben samen het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

2.3.

Na het eindigen van het huwelijk zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder blijven wonen.

2.4.

De kinderen verblijven sinds 18 augustus 2024 bij een oom en tante (vaderszijde).

2.5.

De Raad vraagt de rechtbank nu om het gezag van de moeder te beëindigen, zodat de vader voortaan alleen met het gezag over de kinderen belast is. Daarnaast verzoekt de Raad de rechtbank om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van één jaar onder toezicht te stellen alsmede een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een netwerkpleeggezin te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

2.6.

De vader is het eens met de verzoeken van de Raad.

2.7.

De moeder stemt in met de verzoeken van de Raad om de kinderen onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. Zij is het niet eens met het verzoek van de Raad om haar gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te beëindigen.

3De beoordeling

Gezagsbeëindiging

3.1.

De rechtbank zal het verzoek van de Raad toewijzen en het gezag van de moeder over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] beëindigen, waarna de vader voortaan alleen belast is met het gezag over de kinderen. De rechtbank zal die beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Hierna zal de rechtbank uitleggen waarom zij zo beslist.

Het juridisch kader

3.2.

In artikel 1:266 lid 1 sub b BW is bepaald dat de rechtbank het gezag van een ouder of van beide ouders kan beëindigen als de ouder(s) het ouderlijk gezag misbruik(t)(en).

De inhoudelijke beoordeling

3.3.

De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige procedure sprake is van misbruik van het ouderlijk gezag door de moeder. De rechtbank zal dat hierna toelichten.

3.4.

Uit de door de Raad overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting is besproken, is gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de thuissituatie bij de moeder ernstig fysiek en emotioneel zijn mishandeld door de moeder. De kinderen hebben moeten meemaken dat zij geen eten kregen, niet naar het toilet mochten en in een gijzelingssituatie verkeerden waarbij de moeder – zoals zij zelf heeft verklaard – opdrachten uitvoerde die zij opgelegd kreeg door haar vriendin. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn hierdoor een langere periode niet verzorgd, gezien en veilig geweest door de moeder, terwijl zij op dat moment hun belangrijkste hechtingsfiguur was. Dat heeft de kinderen ernstig getraumatiseerd.
Vanwege de gebeurtenissen loopt er een strafprocedure tegen de moeder. Ze wordt verdacht van kindermishandeling gedurende een langere periode. De moeder heeft bekend dat zij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heeft mishandeld. Volgens de moeder heeft zij dit onder druk van haar vriendin gedaan. Tijdens de zitting heeft de moeder verklaard dat het onderzoek door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) inmiddels is afgerond, maar dat de uitslag nog niet bekend is. Ook is er nog geen datum bekend waarop de inhoudelijke behandeling door de rechtbank van de strafprocedure op zitting wordt behandeld.
Voor de kinderen is op dit moment traumabehandeling ingezet. Nu er nog geen ondertoezichtstelling is, heeft het Buurtteam de regie over de hulpverlening en samenwerkingsafspraken met het familiaire netwerk, specialistische hulpverlening en school. De moeder wordt hier door het Buurtteam inhoudelijk niet bij betrokken, maar zij wordt wel benaderd als toestemming voor de inzet van hulp nodig is, aangezien zij als ouder met gezag daar een handtekening voor moet zetten.

3.5.

De rechtbank is van oordeel dat de moeder, door [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende een langere periode te behandelen zoals zij heeft gedaan, misbruik heeft gemaakt van haar gezag. De moeder heeft haar plicht als gezaghebbende ouder ernstig geschonden. Het is kwalijk dat de moeder – die moest zorgen voor de veiligheid en basiszorg van de kinderen – niet in staat is geweest om dit de kinderen te bieden. Erger, zij heeft die zorg niet alleen onthouden, maar zij heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daarmee ook in onmenselijke en ernstig traumatiserende omstandigheden gebracht en gelaten.
Uit de stukken is gebleken dat de kinderen ontzettend bang zijn voor de moeder. Zij zijn angstig als de naam van de moeder valt of als zij in de buurt zijn waar zij samen met de moeder hebben gewoond. De rechtbank is van oordeel dat het veiligheidsgevoel van de kinderen versterkt moet worden.
Hoewel de moeder heeft verklaard dat zij spijt heeft van haar daden en het voor de rechtbank tijdens de zitting ook zichtbaar was dat de situatie de moeder verdriet doet, neemt dit niet weg dat de impact van de ernstige mishandelingen op de kinderen enorm is en dat de verhouding tussen de kinderen en de moeder zeer ernstig beschadigd is. Voortzetting van het gezag door de moeder wordt door de rechtbank dan ook schadelijk geacht voor de kinderen. Evenals de Raad en de vader is de rechtbank van oordeel dat er geen mogelijkheid kan zijn dat de moeder betrokkenheid zal hebben in de gezagsbeslissingen die vaak betrekking zullen hebben op de inzet van hulpverlening, die nodig is geworden door de mishandelingen door de moeder. De rechtbank gaat dan ook niet mee in de stelling van de moeder dat gezagsbeëindiging niet in het belang van de kinderen noodzakelijk is, omdat de moeder tot nu toe steeds haar medewerking heeft verleend bij te nemen gezagsbeslissingen, op advies van de hulpverlening geen contact met de kinderen heeft opgenomen en hulp voor zichzelf heeft gezocht. Naar het oordeel van de rechtbank dient het belang van de kinderen in deze voorop te staan.
De kinderen hebben er belang bij dat zij weten dat de moeder geen gezagsbeslissingen meer over hen zal nemen en dat zij niet meer bij de moeder hoeven te wonen.

3.6.

Daarnaast zijn de ouders – gelet op wat er is gebeurd – niet meer in staat om samen beslissingen over de kinderen te nemen. Van de vader kan op dit moment niet worden verwacht dat hij hierover met de moeder overlegt.

3.7.

Gelet daarop zal de rechtbank het gezag van de moeder over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] beëindigen. De rechtbank realiseert zich uiteraard dat beëindiging van het gezag een verstrekkende maatregel is. Ook begrijpt de rechtbank de angst van de moeder dat de vader haar niet zal informeren over hoe het met de kinderen gaat en dat hij niet zal meewerken aan het herstellen van het contact tussen haar en de kinderen. Zoals uit het hiernavolgende blijkt, zal er in ieder geval de komende periode hulpverlening bij de vader en de kinderen betrokken zijn en kan van daaruit op termijn worden bekeken of het contact tussen de moeder en de kinderen kan worden hersteld en zo ja, op welke wijze dit dient te gebeuren. Ook kan worden beoordeeld of de moeder enige informatie kan ontvangen over de kinderen, en zo ja, op welke wijze dit dient te gebeuren.

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

3.8.

Verder zal de rechtbank ook het verzoek van de Raad om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen voor de duur van één jaar, dus tot 27 februari 2025, alsmede om een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, toewijzen en uitvoerbaar bij voorraad verklaren. De rechtbank zal ook deze beslissing hierna uitleggen.

De inhoudelijke beoordeling

3.9.

De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de ondertoezichtstelling is voldaan aan de wettelijke criteria zoals genoemd in artikel 1:255 BW. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn ernstig getraumatiseerd doordat zij lange tijd zijn blootgesteld aan fysieke en emotionele kindermishandeling en verwaarlozing door de moeder. De kinderen ondervinden dagelijks de gevolgen van deze gebeurtenissen. Uit het rapport van de Raad blijkt dat [minderjarige 1] boos en opstandig is. Ook is hij op school niet te handhaven. Ten aanzien van [minderjarige 2] is een zorg dat zij zorgeloos en grenzeloos is in het contact met anderen. Ook zijn zij angstig als de naam van de moeder valt of als zij in de buurt zijn waar zij samen met de moeder hebben gewoond. De rechtbank is van oordeel dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Gelet op de ernst van de situatie is het inzetten van hulpverlening in het vrijwillig kader geen optie. De rechtbank acht het dan ook noodzakelijk dat de kinderen voor de duur van een jaar onder toezicht worden gesteld. De vader stemt hier mee in.

3.10.

Daarnaast acht de rechtbank het in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk dat een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin wordt verleend (artikel 1:265b BW) . Tijdens de zitting is gebleken dat de traumabehandeling van de kinderen bij het [naam kinderziekenhuis] Kinderziekenhuis pas net is gestart en dat de kinderen op dit moment nog niet veel willen loslaten. Daarnaast is het opvoedperspectief van de kinderen op dit moment onduidelijk. Hoewel de vader zich goed inzet voor de kinderen, is hij lange tijd afwezig geweest. De vader geeft aan op dit moment niet voor de kinderen te kunnen zorgen. Op dit moment is hij ook niet in staat om de kinderen een stabiele opvoedsituatie te bieden, omdat hij geen vaste huisvesting heeft. Er is verder geen zicht op zijn opvoedvaardigheden, omdat dit nog niet is onderzocht. Na overleg met de vader verblijft [minderjarige 2] sinds 19 augustus 2024 bij haar tante (vaderszijde), mevrouw [E] . Tien dagen later is ook [minderjarige 1] bij de tante gaan wonen. De moeder heeft met het verblijf van de kinderen bij de tante ingestemd.
Hoewel de kinderen het goed hebben bij de tante en door haar liefdevol zijn opgevangen, is op dit moment nog niet duidelijk of zij op de lange termijn in staat is tegemoet te komen aan de complexe opvoedingsvraag van de kinderen. De tante heeft geen ervaring met de opvoeding van ernstig getraumatiseerde kinderen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben beschikbare en capabele opvoeders nodig die in staat zijn hen structureel en langdurig een veilige opvoedsituatie te bieden.
Uit het voorgaande blijkt dat op dit moment nog niet bekend is of de vader en/of de tante hiertoe in staat zijn. Dit dient de komende periode onderzocht te worden via een 2thepoint-traject. Dit traject duurt ongeveer zes tot negen maanden.

3.11.

De rechtbank acht het om die reden noodzakelijk om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van een jaar. De rechtbank kan zich niet vinden in het op zitting door de Raad gedane voorstel om de machtiging nu voor de duur van zes maanden te verlenen en het verzoek voor het overige aan te houden, zodat kan worden bekeken hoe het op dat moment met de kinderen gaat. De rechtbank acht een periode van zes maanden te kort om meer duidelijkheid te krijgen over het perspectief van de kinderen. Tijdens de zitting heeft vader ook verklaard dat hij het ermee eens is dat de kinderen de komende periode bij de tante blijven wonen en dat hij instemt met het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van een jaar.

3.12.

De rechtbank sluit zich, voor wat betreft de doelen waar de komende periode aan moet worden gewerkt, aan bij hetgeen de Raad in het rapport heeft opgenomen. Dit betekent dat de komende periode aan de volgende doelen moet worden gewerkt:

  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben een veilige en stabiele opvoedsituatie die tegemoetkomt aan hun speciale (trauma-sensitieve) opvoedingsvraag (pleegzorg en opvoedondersteuning bij de vader);

  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verwerken hun trauma voor zover dat mogelijk is onder professionele begeleiding ( [naam kinderziekenhuis] en pleegzorg);

  • [minderjarige 1] ontvangt passend onderwijs waar hij kan groeien en zich kan ontwikkelen.

De uitvoerbaarheid bij voorraad

3.13.

De rechtbank zal beide beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissingen moeten worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissingen. De rechtbank vindt het namelijk belangrijk voor de kinderen dat nu al duidelijk is dat de vader samen met de GI de beslissingen over de kinderen zal nemen en dat de moeder daarbij niet meer betrokken is.. De beslissingen van de rechtbank gelden in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4De beslissing

De rechtbank:

4.1.

beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder over:

  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] ; en

  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] ;

4.2.

stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland met ingang van 27 februari 2025 tot 27 februari 2026;

4.3.

verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een netwerkpleeggezin met ingang van 27 februari 2025 tot 27 februari 2026;

4.4.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. E.A.A. van Kalveen, voorzitter, mr. R.R. Everaars-Katerberg en mr. N.W. Verbruggen-van Heijst, kinderrechters, in samenwerking met mr. M.N. Cheuk A Lam, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2025.

!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!

!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!

Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733