Essentie (redactie)
Niet kan worden aangenomen dat rechthebbende ten tijde van opstellen tweede levenstestament nog voldoende in staat was haar wil te bepalen, dus dit levenstestament wordt buiten beschouwing gelaten. Eerste levenstestament heeft rechthebbende niet de noodzakelijke vermogensrechtelijke bescherming kunnen bieden, omdat de drie kinderen van rechthebbende in kampen zijn verdeeld. Kantonrechter stelt een bewind in over de goederen van rechthebbende.
Datum publicatie | 13-03-2025 |
Zaaknummer | 11221673 CU VERZ 24-196 |
Procedure | Beschikking |
Zittingsplaats | Zutphen |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Meerderjarigenbescherming; Levenstestament; Bewind |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Rechthebbende was bij het opstellen van het tweede levenstestament onvoldoende in staat om haar wil te bepalen. Daarom laat de kantonrechter het tweede levenstestament buiten beschouwing. Het eerste levenstestament heeft rechthebbende niet de noodzakelijke bescherming kunnen bieden. Door dit alles staat de noodzaak van rechterlijk ingrijpen vast.Volledige uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Team bewind
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer: 11221673 CU VERZ 24-196
beschikking van de kantontonrechter van 12 februari 2025
betreffende
[rechthebbende] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [straat en huisnummer] , [postcode en woonplaats] ,
hierna te noemen: rechthebbende,
op verzoek van
[zoon 1] ,
wonende te [straat en huisnummer] , [postcode en woonplaats] , [land] ,
zoon van rechthebbende, hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde van verzoeker: mr. J.W. Damstra te Apeldoorn.
Overige belanghebbenden zijn
[dochter] ,
wonende te [straat en huisnummer] , [postcode en woonplaats] ,
dochter van rechthebbende, hierna te noemen: de dochter,
en
[zoon 2] ,
wonende te [straat en huisnummer] , [postcode en woonplaats] ,
zoon van rechthebbende, hierna te noemen: [zoon 2] ,
hierna samen te noemen: verweerders,
gemachtigde van verweerders: mr. F. Hilderink te Oosterbeek.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
-
het verzoekschrift met producties 1 tot en met 8 van de gemachtigde van verzoeker, ontvangen op 19 juli 2024;
-
productie 9 bij het verzoekschrift namens verzoeker, ontvangen op 23 juli 2024;
-
het bezwaarschrift van verweerders, met als bijlage het levenstestament van rechthebbende van 19 juni 2024, ontvangen op 1 augustus 2024;
-
het briefje, ook aangeduid als ‘kattenbelletje’, ter zitting van 23 september 2024 ingediend door de dochter;
-
de akte van uitlating met producties 10 en 11 namens verzoeker, ontvangen op 21 oktober (per mail) en op 22 oktober 2024 (per post);
-
productie 12 van verzoeker (de bereidverklaring van [bewindvoerder] ), ontvangen op 21 november (per mail) en 22 november 2024 (per post);
-
productie 13 van verzoeker, ontvangen op 11 december (per mail) en 13 december 2024 (per post);
-
het verweerschrift met bijlagen van de gemachtigde van verweerders, ontvangen op 18 december 2024;
-
producties 14 tot en met 16 van verzoeker, ontvangen op 6 januari 2025;
-
de e-mail van de gemachtigde van verweerders van 9 januari 2025.
De kantonrechter heeft geen kennis genomen van de video-opnamen in productie 11.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 september 2024. Hierbij zijn verschenen: verzoeker samen met zijn partner [partner] , mr. J.W. Damstra en verweerders. De zaak is daarna behandeld op de zitting van 13 januari 2025. Hierbij zijn verschenen: verzoeker, mr. J.W. Damstra, verweerders en mr. F. Hilderink. Namens [bewindvoerder] zijn verschenen [medewerker 1] en [medewerker 2] .
Rechthebbende, hoewel behoorlijk opgeroepen, is ter zitting niet verschenen. De kantonrechter heeft zich derhalve geen eigen oordeel kunnen vormen over rechthebbende. Gelet op na te melden stukken uit 2021 en 2022 heeft de kantonrechter geen aanleiding gezien om rechthebbende te bezoeken in het verpleeghuis waar zij verblijft.
Het ter zitting van 23 september 2024 afgesproken onderzoek van rechthebbende door een onafhankelijke deskundige heeft niet plaatsgevonden. Mr. Hilderink heeft mr. Damstra laten weten dat zij van verweerders heeft vernomen dat rechthebbende hen heeft laten weten dat zij niet onderzocht wil worden.
De feiten
De echtgenoot van rechthebbende is overleden op [overlijdensdatum] .
Op 25 mei 2021 (productie 14 van verzoeker) concludeert [klinisch geriater] , klinisch geriater, dat sprake is van “dementie n.a.o., dd gestoorde rouw/surmenage”, waarbij hij onder meer schrijft “het verhaal van dochter is zeer suspect maar er is een periode van forse belasting geweest en het recent overlijden van echtgenoot, ik vind het een lastige om nu diagnose dementie te stellen hoewel dit actueel wel het functie niveau van patient is”.
Onder de hetero anamnese van de dochter van rechthebbende staat onder meer: “Sinds 1,5-2 jaar valt op dat mijn moeder achteruit gaat, vragen worden herhaalt, nieuwe informatie beklijft niet, de boodschappen die we hebben doorgenomen daar belt ze even later weer over, afspraken worden niet meer goed onthouden er is geen overzicht over de agenda, de geldzaken kan ze niet meer overzien.”
In een rapport van 6 oktober 2021 (productie 14 van verzoeker) van [klinisch geriater] , klinisch geriater, staat onder meer: “ Deze patiënt bij wie ik eerdere een dementie NAO als diagnose stelde zag ik terug omdat de klinimetrie wel erg goed was, over de hele linie is nu een achteruitgang te zien de oriëntatie is inmiddels echt gestoord en ook de inprenting begint in de klinimetrie nu te haperen. De diagnose is daarmee hard en blijft in stand.”
In de CIZ-aanvraag van 16 december 2021 (productie 15 van verzoeker) staat onder meer:
P. 4: “Prognose Er wordt een verslechtering verwacht binnen 1 jaar (…)”
P. 5/6: “Door beperking in zicht kan zij zorgverleners niet van elkaar onderscheiden. (…) Oriëntatie in tijd neemt af. Kan niet meer overweg met haar agenda. Kan in slaap vallen en is daarna gedesoriënteerd in tijd. (…) Mw kan niet meer goed een gesprek voeren. Haar concentratie is onvoldoende waardoor ze eigenlijk alle vragen met ‘ja’ beantwoord. Ze is snel moe, waardoor ze ook niet de energie heeft om een lang gesprek te voeren. Mw. herhaalt veel en is snel nerveus of angstig. Ze moet ondersteund worden in het onthouden van afspraken. Mw weet niet meer wat ze net heeft gezegd. Begint telkens over hetzelfde. Ze is snel moe, gehoor en zicht zijn slecht. Communicatie is daardoor erg vermoeiend voor mw. Energieniveau beperkt mw in mogelijkheden tot het voeren van een gesprek. Wanneer belangrijke zaken worden besproken vindt mw het belangrijk dat er iemand aanwezig is. Mw leunt qua denken en geheugen op mantelzorger. Mw toont geen initiatief, alleen als iets echt moet onderneemt ze actie. (…) Mw kan niet adequaat om hulp vragen. Ze belt haar mantelzorger om de kleinste dingen. Hierdoor is mantelzorger veel aanwezig bij mw. Vaak stelt mw niet letterlijk een vraag, maar zegt alleen wat ze heeft gedaan of wat er is gebeurd. Mantelzorger moet dan bedenken wat het gevolg kan zijn of wat ze moet doen. Regie moet dus overgenomen worden door mantelzorger. (…) Passiviteit neemt sterk toe sinds overlijden van echtgenoot en achteruitgang cognitie. Ze is niet meer in staat zelf verantwoordelijk te zijn. (…)”
P. 7: “Ze blijft heel stellig over dingen die niet kloppen (…) kan niet inschatten wat haar woorden voor gevolgen hebben (…)”
P. 8 “ Dochter verzorgt de administratie. Lezen gaat voor mw erg moeizaam. Heeft een leesloep, hiermee lezen kost mw erg veel energie. mw overziet daarnaast ook niet wat er moet gebeuren qua administratie en welke actie het vraagt. (…) gesprekken moeten gaan over dingen die haar bezig houden, vaak dingen uit het verleden, waar zij zich erg druk over kan maken. Daarnaast kan ze zich moeilijk concentreren om een gesprek te voeren. Reageert doorgaans met ‘ja’. Ze kan zelf de betekenis van dingen ook niet meer inschatten. Zegt dingen tegen mensen die niet relevant of misplaatst zijn voor diegene. (…)”
In een CIZ-overzicht van 12 juli 2022 (productie 2 van verzoeker), staat dat rechthebbende een dusdanige verslechtering laat zien dat het niet meer verantwoord is dat zij thuis blijft wonen. Op 21 juli 2022 kan zij naar het verpleeghuis verhuizen. Verder staat er onder meer in “mw weet niet meer wat zij zegt. (…) Ze maalt de hele dag door over het verleden. (…) Mw is volledig de realiteit uit het oog verloren. Dit wordt sinds januari 2022 alleen maar erger.”
Op 15 augustus 2022 (productie 3 van verzoeker) heeft het CIZ besloten tot opname en verblijf van rechthebbende conform artikel 21 Wet zorg en dwang.
Het verzoek en het verweer
Verzoeker heeft verzocht om ondercuratelestelling van rechthebbende. Het verzoek is ter zitting van 23 september 2024 gewijzigd in een verzoek tot onderbewindstelling van de goederen van rechthebbende wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand en tot instelling van mentorschap. Op de zitting van 13 januari 2025 is het verzoek tot instelling van mentorschap ingetrokken omdat verzoeker vindt dat zijn zus die belangen naar behoren behartigt. Verzoeker stelt voor om [bewindvoerder] te benoemen tot bewindvoerder. De gronden van het verzoek zijn vermeld in het verzoekschrift en de aanvullende producties. Verweerders hebben verweer gevoerd tegen het verzoek, een en ander zoals nader weergegeven in de twee verweerschriften. Partijen hebben hun standpunten ter zitting nader toegelicht.
De beoordeling
De kantonrechter beslist op grond van het verhandelde op de zittingen en de stukken.
De noodzaak van bewind
Op basis van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een bewind worden ingesteld over de goederen die een meerderjarige (zullen) toebehoren als zij tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand.
Partijen zijn het er over eens dat die situatie zich thans voordoet.
Er zijn twee algehele notariële volmachten (levenstestamenten) ten name van rechthebbende. In het eerste levenstestament van 31 augustus 2015 zijn de drie kinderen van rechthebbende zowel tezamen als ieder afzonderlijk als gevolmachtigden aangewezen. In het tweede levenstestament van 19 juni 2024 zijn verweerders zowel tezamen als ieder afzonderlijk als gevolmachtigden aangewezen. Verzoeker stelt dat rechthebbende in juni 2024 niet meer wilsbekwaam was zodat het tweede levenstestament niet geldig is. Verweerders voeren aan dat het in het tweede levenstestament om een beperkte wijziging van het eerste levenstestament ging, dat uit de tekst ervan blijkt dat de notaris wist dat rechthebbende in een verpleeghuis verblijft en dat een concept ervan voorafgaand aan de ondertekening aan rechthebbende is toegestuurd, zodat dit levenstestament wel geldig is.
De kantonrechter is van oordeel dat het uitgangspunt is dat de notaris zich bij het opstellen van een levenstestament op de voorgeschreven wijze vergewist van de wilsbekwaamheid van de persoon die het betreft en dat een levenstestament derhalve rechtsgeldig is voor een ieder die met dat levenstestament te maken krijgt. De in een levenstestament beschreven wensen en volmachten zijn voor die derde een gegeven.
In het onderhavige geval is de kantonrechter echter van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat rechthebbende ten tijde van het opstellen van het tweede levenstestament nog voldoende in staat was haar wil te bepalen, ook voor de beperkte wijziging van het eerste levenstestament.
De echtgenoot van rechthebbende is overleden op [overlijdensdatum] . De cognitieve achteruitgang van rechthebbende was toen al groot. De voorlopige diagnose dementie van [klinisch geriater] , klinisch geriater, van 25 mei 2021 is door deze arts op 6 oktober 2021 bevestigd.
Volgens de door de geriater medio 2021 genoteerde hetero anamnese van de dochter was toen al sprake van anderhalf tot twee jaar achteruitgang. De prognose in december 2021 was dat een verslechtering binnen een jaar te verwachten was. In 12 juli 2022 was sprake van een dusdanige verslechtering dat opname geboden was. Rechthebbende kon op 21 juli 2022 in een verpleeghuis worden opgenomen.
Uit de stukken blijkt over het functioneren van rechthebbende onder meer het volgende:
Al in 2021 was haar gehoor slecht, haar oriëntatie in tijd was verstoord, ze kon niet meer goed een gesprek voeren, haar concentratie was onvoldoende, ze beantwoordde eigenlijk alle vragen met ‘ja’ en leunde qua denken en geheugen op de mantelzorger. Rechthebbende had toen al zulk slecht zicht dat ze de zorgverleners niet van elkaar kon onderscheiden. Lezen, met een leesloep, ging erg moeizaam en koste haar erg veel energie.
In die omstandigheden kan de kantonrechter er niet van uitgaan dat het tweede levenstestament op initiatief van rechthebbende is opgemaakt, dat ze het concept zelf heeft gelezen en dat ze wist wat ze deed. Een en ander betekent dat de kantonrechter het tweede levenstestament buiten beschouwing laat.
De stelling van verweerder dat de notaris die het eerste levenstestament heeft opgesteld in november 2022 van mening was dat rechthebbende haar mening over een schenking niet meer kon bepalen, past weliswaar in het hiervoor weergegeven beeld maar laat de kantonrechter buiten beschouwing, nu verweerders betwisten dat een notaris toen haar diensten heeft geweigerd, zij een andere lezing hebben van het niet doorgaan van de schenking en verzoeker zijn stelling niet met stukken heeft onderbouwd.
Het tijdens de zitting van 23 september 2024 door verweerders ingebrachte door rechthebbende geschreven ‘kattenbelletje’ laat de kantonrechter eveneens buiten beschouwing nu niet kan worden vastgesteld van wanneer dat briefje dateert en wat de betekenis van de daarop geschreven woorden is. Partijen verschillen over beide punten van mening en geven een verschillende uitleg. De kantonrechter kan derhalve niet vaststellen dat dit briefje dateert uit 2024 en dat dit de wens van rechthebbende bevat om haar levenstestament te wijzigen en in welke zin.
Bij voormeld oordeel over het tweede levenstestament komt dat het eerste levenstestament rechthebbende niet de noodzakelijke vermogensrechtelijke bescherming heeft kunnen bieden. De drie kinderen van rechthebbende zijn in kampen verdeeld. Verzoeker heeft aannemelijk gemaakt dat zijn zus de financiële belangen van rechthebbende niet juist behartigt. Onder ‘De te benoemen bewindvoerder” staat het oordeel van de kantonrechter over die belangenbehartiging. Verzoeker en zijn broer houden op de belangenbehartiging onvoldoende toezicht en nemen deze taken zelf evenmin op zich. Zo zijn rekeningen onbetaald gebleven en werden uitgaven gedaan die niet in het belang van rechthebbende zijn.
Niet betwist is dat verzoeker een signaal kreeg dat het saldo van rechthebbende onvoldoende was om betalingen te doen. Dat de rekening voor de opstal-, inboedel- en aansprakelijkheidsverzekering niet is betaald omdat die in de e-mail van de overleden vader was zoekgeraakt, acht de kantonrechter niet aannemelijk omdat uit de bankafschriften blijkt dat ruim na diens overlijden nog een rekening voor die verzekeringen is betaald.
Dat naast de reguliere financiën sprake is van een aanzienlijke spaarsaldo door een bij de verkoop van de woning gerealiseerde overwaarde en dat aannemelijk is dat rechthebbende van haar onlangs gestorven zus vermogen erft, is niet betwist.
Door dit alles staat de noodzaak van rechterlijk ingrijpen vast. Daarom zal de kantonrechter een bewind instellen over de goederen van rechthebbende.
De te benoemen bewindvoerder
Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW dient de kantonrechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van rechthebbende te volgen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Artikel 1:435 lid 4 BW bepaalt dat indien de rechthebbende geen uitdrukkelijke voorkeur heeft voor de persoon van de bewindvoerder, de wettelijke voorkeur geldt. De wet spreekt – indien de rechthebbende geen echtgenoot of andere levensgezel heeft – de voorkeur uit voor benoeming tot bewindvoerder van één van diens ouders, kinderen, broers of zusters. Bij gebleken bezwaren tegen benoeming van de wettelijke preferente bewindvoerder(s) en de voorkeur van rechthebbende, staat het de rechter vrij om af te wijken van de uitdrukkelijke voorkeur van rechthebbende én van de wettelijke voorkeur.
Voor de vraag wie de kantonrechter als bewindvoerder moet benoemen is het eerste levenstestament een uitgangspunt omdat de kantonrechter geen reden heeft om te twijfelen aan de daarin aangegeven wens van rechthebbende. Die wens sluit aan bij de wettelijke voorkeur. Gebleken is echter dat de in dat levenstestament genoemde drie kinderen van rechthebbende niet met elkaar tot een juiste uitvoering van de financiële belangenbehartiging kunnen komen. De dochter doet nu de geldzaken van rechthebbende. De kantonrechter acht niet aannemelijk dat alle uitgaven die de dochter heeft gedaan van de rekening van rechthebbende ook ten behoeve van rechthebbende waren en wel om de volgende redenen.
Op vragen van de kantonrechter over de financiën heeft de dochter niet overtuigend en consistent kunnen verklaren over diverse overboekingen die naar voren komen op de bankafschriften van rechthebbende.
Zo is de post ‘damage control’ volgens de dochter een buffer die zij heeft overgeboekt naar haar eigen rekening voor het geval de bank de bankrekening van rechthebbende zou blokkeren. Dat blokkeren is volgens haar in het verleden tweemaal gebeurd. Zij zou toen eerst € 500,00 hebben voorgeschoten tijdens een blokkade van anderhalve week. Vervolgens zou de bankrekening geblokkeerd zijn gedurende één week waarna zij zichzelf € 1.500,00 heeft overgemaakt voor voorgeschoten kosten plus buffer. De kantonrechter acht dit niet passend bij iemand die in een verpleeghuis zit. Een week of 10 dagen zonder toegang tot de rekening is in die situatie ook goed op een andere manier te overbruggen, bijvoorbeeld door betalingen uit te stellen. Verder komt het voorgeschoten bedrag erg hoog voor. De buffer staat volgens de dochter inmiddels al ruim twee jaar op haar eigen rekening, terwijl er geen aanleiding is om te denken dat de rekening van rechthebbende nog een keer geblokkeerd zal worden. Bovendien heeft de dochter op de zitting niet kunnen verklaren welk bedrag van rechthebbende zij op dit moment (ongeveer) nog op haar eigen rekening heeft staan.
De kantonrechter constateert dat de diverse uitgaven voor boodschappen erg hoog zijn voor iemand die in een verpleeghuis woont. De uitgaven zijn veel en vaak, ook als het tweede bedrag op dezelfde dag rookwaren voor rechthebbende betreft.
De dochter heeft geen verklaring kunnen geven voor een uitgave aan [webwinkel] , een website voor dure stropdassen. De verklaring dat dit gaat om navullingen van e-sigaretten acht de kantonrechter niet aannemelijk.
Verder heeft de dochter verklaard dat haar moeder de autokosten van de dochter wilde blijven delen, ook toen zij in het verpleeghuis kwam te wonen. De kantonrechter acht onaannemelijk dat rechthebbende daartoe toen nog wilsbekwaam heeft kunnen beslissen. Waarschijnlijker is dat ze gewoon ‘ja’ heeft gezegd op het voorstel daartoe van de dochter, gelet op hetgeen is vermeld in het overzicht van het CIZ van 16 december 2021.
De dochter heeft de rekening voor de opstal-, inboedel- en aansprakelijkheidsverzekering van 1 september 2023 niet op tijd betaald. Zij stelt dat dat was omdat die factuur in de e-mail van haar op [overlijdensdatum] overleden vader was zoekgeraakt. De factuur voor die verzekeringen is in 2022 op 21 augustus 2022 wel betaald en bovendien hoort bij de taak van gevolmachtigde het doorgeven van een adreswijziging aan contractpartijen. De kantonrechter is derhalve van oordeel dat het niet betalen aan de dochter te verwijten is.
De dochter verklaart niet consistent, bijvoorbeeld over het voor rechthebbende opnemen van contant geld. Dat rechthebbende contant geld in haar portemonnee moet hebben om aan de bezoeker van de kerk te geven omdat de kerk een bankoverschrijving weigert, acht de kantonrechter onaannemelijk. Juist kerken hebben oog voor de kwetsbaarheid van mensen in een verpleeghuis en zijn gewend aan overboeking van bijdragen. Bovendien is niet aannemelijk dat rechthebbende voor collectegeld en het eten van een ijsje met haar kleinkinderen met grote regelmaat grotere geldbedragen nodig heeft. Ook acht de kantonrechter niet aannemelijk dat rechthebbende, die ernstig dement is, een door de dochter verstopte portemonnee zou kunnen vinden op het moment dat ze die nodig heeft.
Ter zitting hebben verweerders verklaard dat de dochter haar broer [zoon 2] op de hoogte heeft gehouden over de uitgaven die zij voor rechthebbende deed en dat zij hier met hem regelmatig app-contact over had. Dit gold echter niet voor haar medegemachtigde andere broer en het maakt niet anders dat niet aannemelijk is dat de betalingen in het belang van rechthebbende waren.
Verder acht de kantonrechter van belang dat het hiervoor genoemde gebruik van de bankrekening - waarvan niet aannemelijk is dat het in het belang van rechthebbende was - stopte op het moment dat verzoeker kon meekijken in de transacties op de bankrekening.
Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat gegronde redenen zich verzetten tegen benoeming van de dochter of beide verweerders tot bewindvoerders voor rechthebbende.
De kantonrechter zal zoals verzocht een onafhankelijke professionele bewindvoerder benoemen. De kantonrechter ziet geen reden om de door verzoeker voorgestelde bewindvoerder niet te benoemen. Deze is benoembaar en wordt vanuit haar professionaliteit geacht de belangen van rechthebbende voorop te stellen.
De kantonrechter acht het in het belang van rechthebbende om het bewind te publiceren in het Centraal curatele- en bewindregister, gelet op de aanwezigheid van de levenstestamenten en de wijze waarop daaraan uitvoering is gegeven.
De kantonrechter zal de jaarbeloning van de te benoemen bewindvoerder, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren en de beloning voor de aanvangswerkzaamheden op een bedrag van € 660,00 exclusief BTW.
De kantonrechter bepaalt dat de bewindvoerder de vijfjaarlijkse evaluatie als bedoeld in artikel 1:446a BW moet indienen op 13 februari 2030 middels het standaardformulier dat op rechtspraak.nl beschikbaar is. Daarbij moet zij zich ook uitlaten over de vraag of de maatregel moet voortduren dan wel of een minder ver of juist verder strekkende voorziening is aangewezen. Over feiten die voor de maatregel of het voortduren ervan van betekenis zijn moet de bewindvoerder de kantonrechter terstond informeren.
De kantonrechter zal de kosten van partijen gelet op hun familieband compenseren in die zin dat elke partij zijn eigen kosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter:
- stelt de goederen die (zullen) toebehoren aan [rechthebbende] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , onder bewind wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand;
- benoemt tot bewindvoerder: [bewindvoerder] , correspondentieadres: [postbus] , [postcode en plaats] ;
- bepaalt dat deze uitspraak wordt ingeschreven in het Centraal curatele- en bewindregister;
- stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
- stelt de beloning van de bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 660,00 exclusief BTW;
- bepaalt dat de bewindvoerder op 13 februari 2030 middels het daarvoor bestemde formulier de vijfjaarlijkse evaluatie moet indienen;
- bepaalt dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt;
- wijst al het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. T.I. Spoor en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025. |
||
Tegen deze beslissing kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden a. door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak; b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden. |
||
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733