Datum publicatie | 14-03-2025 |
Zaaknummer | 10/692170 HA ZA 25-26 |
Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
Zittingsplaats | Rotterdam |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Erfrecht; Rekening en verantwoording nalatenschap; Familieprocesrecht |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Vonnis incident. Vordering op grond van art. 843a Rv en art. 3:166 BW. Verdere verantwoording naar oordeel rechtbank niet nodig. Familierechtelijke relatie tussen erflaatster en gedaagde bracht kennelijk mee dat in vertrouwen werd gehandeld. Wel rekening en verantwoording over gevoerde bewind verstrekken aan eiseres.Volledige uitspraak
Team handel en haven
zaaknummer/rolnummer: C/10/692170/ HA ZA 25-26
Vonnis in incident van 5 maart 2025
in de zaak van
[eiseres] , in haar hoedanigheid van erfgenaam in de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] ,
woonplaats: [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eiseres in de hoofdzaak en in het incident,
advocaat: mr. M.D. Mers, Amsterdam,
tegen:
1. [gedaagde 1] in haar hoedanigheid van (gewezen) executeur en in haar hoedanigheid van erfgenaam in de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] ,
woonplaats: [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. A.B. Noordhof, Eindhoven,
2. [gedaagde 2] in zijn hoedanigheid van (gewezen) executeur en in zijn hoedanigheid van erfgenaam in de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] ,
woonplaats: [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. A.B. Noordhof, Eindhoven,
3. [gedaagde 3] in haar hoedanigheid van erfgenaam in de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] ,
woonplaats: [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
die niet is verschenen,
gedaagden in de hoofdzaak en in het incident.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’, ‘ [gedaagde 1] ’, ‘ [gedaagde 2] ’ en ‘ [gedaagde 3] ’ genoemd.
1De procedure
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
-
de dagvaardingen van 13 en 14 december 2024, met bijlagen;
-
de conclusie van antwoord in incident van 22 januari 2025.
Tegen [gedaagde 3] is verstek verleend. Volgens artikel 140 lid 1 Rv zal tussen alle partijen één vonnis worden gewezen, dat als vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
2Het geschil in het incident
Op 5 juli 2023 is overleden mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster). Erflaatster was de moeder van partijen. Partijen zijn volgens het testament van 1 december 2010 samen de erfgenamen van erflaatster.
[eiseres] eist in incident – verkort weergegeven – [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen:
Primair:
- om over de periode vanaf 1 januari 2006, althans 1 november 2015, tot en met juli 2022, aan [eiseres] bankafschriften te verstrekken van twee bankrekeningen op naam van [erflaatster] althans ‘Erven [erflaatster] ’ ( [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 2] ) en van de spaarrekening waar de door [gedaagde 1] voor erflaatster beheerde bedragen op zijn gestort;
Subsidiair:
- om aan [eiseres] een door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ondertekende volmacht te verstrekken;
Primair en subsidiair:
-
om aan [eiseres] te verstrekken de bankafschriften van de spaarrekening waar [gedaagde 1] de contant van erflaatster ontvangen bedragen op heeft gestort, en (een kopie van) de administratie die [gedaagde 1] heeft bijgehouden van de van erflaatster ontvangen en uitgegeven bedragen;
-
om aan [eiseres] te verstrekken de jaarlijkse rekening en verantwoording aan de kantonrechter in verband met het bewind, over de jaren 2019 tot en met 2022, en de jaarlijkse berichtgeving van de kantonrechter hierover;
alles op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag.
Ook eist [eiseres] veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten van het incident.
[eiseres] heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat zij als erfgenaam en deelgenoot in de nalatenschap recht heeft op informatie. De informatie is nodig om de hoogte van de nalatenschap te kunnen bepalen en daarmee de hoogte van haar erfdeel. [eiseres] wil weten welke bedragen in de loop van de jaren van de rekening van erflaatster naar de bankrekeningen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn overgeschreven. Zij stelt verder dat sprake is van beheer van geld van erflaatster door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] via hun privé rekeningen. Naast de bankinformatie vordert [eiseres] de jaarlijkse rekening en verantwoording en de jaarlijkse berichtgeving van de kantonrechter in verband met het door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] over het vermogen van erflaatster gevoerde bewind over de jaren 2019 tot en met 2022.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer. Op de verweren en stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De hoofdzaak ziet met name op de verdeling van de nalatenschap van erflaatster.
3De beoordeling in het incident
[eiseres] heeft haar vordering gegrond op artikel 843a Rv en op artikel 3:166 BW.
Artikel 843a Rv
Artikel 843a Rv ziet niet op een algemeen recht op inzage, afschrift of uittreksel. Een vordering op grond van dit artikel kan alleen worden toegewezen als degene van wie inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden wordt gevorderd deze bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft en daarnaast is voldaan aan alle in het eerste lid van dat artikel genoemde voorwaarden:
1) de eiser of verzoeker moet een rechtmatig belang hebben,
2) de vordering moet betrekking hebben op bepaalde bescheiden, en
3) de bescheiden moeten een rechtsbetrekking betreffen waarin de eiser of verzoeker of zijn rechtsvoorganger partij is.
Artikel 3:166 BW
[eiseres] heeft haar vordering daarnaast gegrond op artikel 3:166 BW. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] moet [eiseres] niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover [eiseres] als grondslag voor haar incidentele vordering dat wetsartikel noemt. De vorderingen hebben betrekking op informatie over de periode voorafgaand aan het overlijden van erflaatster. Toen erflaatster nog leefde waren partijen geen deelgenoten, daarom komt hen geen recht toe op grond van artikel 3:166 BW, aldus [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
De rechtbank volgt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] daarin niet. [eiseres] is als erfgenaam deelgenoot in de nalatenschap van erflaatster. De eisen van redelijkheid en billijkheid brengen mee dat zij over en weer recht hebben op informatie over de omvang en samenstelling van de nalatenschap. 1 Hieruit volgt dat op een erfgenaam de verplichting rust aan zijn mede-erfgenamen inzage te geven in de gegevens die hij onder zich heeft, voor zover die mede-erfgenaam die gegevens nodig heeft voor het bepalen van zijn erfrechtelijke aanspraken. De te verstrekken informatie moet zo ruim mogelijk worden uitgelegd.
2 Het rechtmatig belang is daarom gegeven naar het oordeel van de rechtbank. Hieronder zal echter beoordeeld worden of de gevorderde stukken ook kunnen worden toegewezen.
Bankafschriften Rabobankrekeningen vanaf januari 2006
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren het verweer dat zij niet over de bankafschriften van de bankrekeningen van erflaatster van vóór oktober 2019 beschikken en, vanwege de wettelijke bewaartermijn van zeven jaar, ook niet meer over kunnen beschikken. Zij verklaren wel de beschikking te hebben over de bankafschriften vanaf 1 oktober 2019, maar betwisten dat [eiseres] een rechtmatig belang heeft bij het ontvangen van deze afschriften omdat die gegevens niet noodzakelijk zijn om de omvang van de nalatenschap te kunnen vaststellen. De rechtbank volgt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in hun verweer. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kunnen niet veroordeeld te worden om iets te verstrekken dat zij niet kunnen verstrekken. Gelet op de wettelijke bewaartermijn zouden de bankafschriften over de periode vanaf maart 2018 nog door de Rabobank verstrekt kunnen worden, maar de rechtbank is van oordeel dat [eiseres] geen gerechtvaardigd belang heeft bij het ontvangen van de bankafschriften, omdat zij wel beschikt over de bankafschriften van 19 juli 2022 tot en met 17 oktober 2023. Uit die bankafschriften blijkt het saldo van de nalatenschap ten tijde van het overlijden. Dat betekent dat deze vordering wordt afgewezen.
Bankafschriften van de spaarrekening waar door [gedaagde 1] beheerde bedragen op zijn gestort en (een kopie van) de administratie
Vast staat dat erflaatster al vanaf 2006 het beheer van een deel van haar financiën uit handen heeft gegeven aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Van de beheerafspraak is een verslag gemaakt dat door alle partijen en erflaatster voor akkoord is getekend. [eiseres] wil nu afschriften van de spaarrekening en een kopie van de administratie. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren het verweer dat [gedaagde 1] aan [eiseres] en de andere erfgenamen al volledige duidelijkheid heeft gegeven. Zij verwijzen daarvoor naar de producties 7 en 22 bij de dagvaarding. Verdere verantwoording is naar het oordeel van de rechtbank niet nodig. Er bestaat voor [gedaagde 1] dan ook geen verplichting tot het verstrekken van bankafschriften en (een kopie van) de administratie. De familierechtelijke relatie tussen erflaatster en [gedaagde 1] (en [gedaagde 2] ) bracht kennelijk mee dat in vertrouwen werd gehandeld. De rechtbank oordeelt dan ook dat een rechtsverhouding ontbreekt op grond waarvan [eiseres] afgiften van bescheiden en rekening en verantwoording van [gedaagde 1] kan verlangen.
Rekening en verantwoording over het gevoerde bewind 2019 t/m 2022
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn bereid de aan de kantonrechter afgelegde rekening en verantwoording aan [eiseres] te verstrekken. Dit deel van de vordering wordt dan ook toegewezen. Omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben verklaard vrijwillig mee te werken , zal aan de veroordeling geen dwangsom worden verbonden.
Proceskosten
Partijen zijn zussen en broer van elkaar. Het uitgangspunt is dat kosten van procedures tussen bloedverwanten in beginsel voor eigen rekening blijven. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken.
Hoofdzaak
De rechtbank bepaalt dat in de hoofdzaak aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een termijn zal worden gegeven voor conclusie van antwoord. De zaak zal daarvoor naar de rol worden verwezen. Daarna zal een mondelinge behandeling worden gehouden.
4De beslissing
De rechtbank:
in het incident
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om binnen zes weken na dit vonnis aan [eiseres] te verstrekken de jaarlijkse rekening en verantwoording over het gevoerde bewind over de jaren 2019 tot en met 2022 en de jaarlijkse berichtgeving van de kantonrechter hierover;
verklaart het voorgaande uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 16 april 2025 voor conclusie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.
3092
Artikel 3:166 lid 3 BW
Hof ’s-Hertogenbosch 13 juli 2021 ECLI:NL:GHSHE:2021:2192
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733