Datum publicatie | 08-04-2025 |
Zaaknummer | C/02/430024 / FA RK 24-5965 |
Procedure | Rekestprocedure |
Zittingsplaats | Breda |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Kinderen; Gezag; Jeugdbescherming / Jeugdwet |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Wijziging gezagVolledige uitspraak
beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/430024 / FA RK 24-5965
datum uitspraak: 4 april 2025
beschikking over wijziging gezag
in de zaak van
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats 1],
advocaat: mr. J.B. de Bree te Etten-Leur,
tegen
[de man],
hierna: de man,
wonende in [woonplaats 2],
advocaat: mr. L.T.C.M. Geurts te Den Haag,
over de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2010, hierna: [minderjarige 1],
[minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2014, hierna: [minderjarige 2].
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.
Informanten in deze procedure zijn:
de gecertificeerde instelling STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST, gevestigd te Gouda, hierna te noemen de GI.
[de stiefvader],
hierna te noemen de stiefvader,
wonende in [woonplaats 1].
1Het procesverloop
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 17 december 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Geurts van 6 januari 2025;
- het op 21 maart 2025 ontvangen verweerschrift (verlenging ondertoezichtstelling tevens houdende zelfstandig verzoek vaststelling contactregeling) met bijlagen;
- de pleitnota van de GI.
Het verzoek is mondeling behandeld op 27 maart 2025. Bij die behandeling zijn gekomen partijen, ieder vergezeld van hun advocaat. Tevens was aanwezig de heer [naam], de stiefvader. Ook was een vertegenwoordiger aanwezig namens de Raad en twee vertegenwoordigers van de GI.
De rechtbank heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben brieven gestuurd aan de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter deze brieven voorgelezen. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
Deze zaak hangt nauw samen met de zaak van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling met het kenmerk C/02/431144 / JE RK 25-145 en de zelfstandige verzoeken van de man in die zaak ter zake van een zorgregeling met datzelfde kenmerk. Daarom heeft de rechtbank alle zaken tegelijk mondeling behandeld. De beslissing in de andere zaak staat in een aparte beschikking.
2De feiten
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van [datum] 2016 is de echtscheiding uitgesproken en deze beschikking is op 2 februari 2017 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand die daarvoor zijn bedoeld.
Tijdens het huwelijk van partijen zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
Bij beschikking van 3 maart 2017 heeft de rechtbank Den Haag onder meer beslist dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijf hebben bij de vrouw en dat het contact tussen de man en de minderjarigen zal plaatsvinden overeenkomstig de aanwijzingen van de GI.
Het Hof Den Haag heeft de beschikking van de rechtbank in november 2020 bekrachtigd.
Bij beschikking van deze rechtbank van 14 maart 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 5 april 2024 verlengd tot 5 april 2025.
3Het verzoek
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar met uitzondering van de man te belasten met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
De man verzoekt primair afwijzing van het verzoek van de vrouw.
Subsidiair verzoekt de man dat de Raad een onderzoek zal verrichten naar welke gezagsregeling in het belang van de minderjarigen is.
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om het verzoek te beoordelen, hierna ingegaan.
4De standpunten
De vrouw laat in haar verzoek weten dat zij reeds eerder een verzoek tot wijziging van het gezag heeft ingediend. Dat verzoek is toen (in 2017) afgewezen, omdat de ouders eerst binnen de ondertoezichtstelling moesten gaan werken aan verbetering van de communicatie. Inmiddels zijn we bijna negen jaar verder. Naar de mening van de vrouw is de situatie sindsdien niet verbeterd, maar zelfs verslechterd. Tijdens het huwelijk van partijen vond er in het bijzijn van de kinderen huiselijk geweld plaats van de man ten opzichte van de vrouw en was er daarnaast sprake van verslaving aan de zijde van de man. In verband met vele emoties en woedeuitbarstingen aan de zijde van de man heeft de omgang tussen hem en de kinderen altijd begeleid plaatsgevonden. De man is het met die begeleide omgang nooit eens geweest en heeft de omgang in het voorjaar van 2024 zelfs stopgezet. Nog altijd vindt er geen rechtstreekse communicatie plaats tussen partijen. Het is voor de vrouw altijd lastig geweest om toestemming te krijgen van de man voor bepaalde gezagsbeslissingen. In het verleden lukte dit nog weleens via de hulpverlener van de man, maar daar gaat de man niet meer heen. Bovendien heeft de man thans aangegeven nergens meer zijn toestemming voor de zullen verlenen. Zo heeft de man geen toestemming verleend voor de vakantie van de vrouw met de kinderen naar Frankrijk afgelopen zomer. Eerder duurde het heel lang voordat de man toestemming gaf voor een dyslexie-behandeling voor [minderjarige 2], waardoor de behandeling maandenlang vertraging opliep. Dit alles klemt volgens de vrouw eens temeer daar, zoals ook blijkt uit de beschikking verlenging ondertoezichtstelling, over beide kinderen zorgen bestaan. Zo heeft [minderjarige 1] epilepsie en ADD, waarvoor zij medicatie gebruikt en is zij onder behandeling is van een kinderarts. Voor beide kinderen geldt dat zij hulpverlening nodig hebben voor problemen met hun basisveiligheid en voor groei in hechtingsrelaties. Volgens de vrouw wordt haar verzoek dit keer ook ondersteund door de GI. Naar de mening van de vrouw is er een onacceptabel risico dat de kinderen klem komen te zitten tussen beide ouders en is het niet te verwachten dat dit binnen afzienbare tijd verandert.
De man betwist nog met verslavingsproblematiek te kampen en wijst er op dat de vrouw die stelling niet onderbouwd. De man erkent dat bij hem sprake is van veel emotie en frustratie. Wat de man betreft is dat niet meer dan logisch, omdat hij het gevoel heeft dat de strijd nooit stopt en hij het – in ieder geval voor zijn gevoel – alleen tegen iedereen (de moeder en de GI) moet opnemen in zijn strijd om meer en onbegeleide omgang te kunnen realiseren. De man voelt zich onvoldoende gehoord. Ook voelt de man zich door de GI onvoldoende gehoord waar het betreft zijn zorgen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de thuissituatie bij de vrouw. De GI heeft nimmer adequaat ingegrepen toen [minderjarige 1] met de mededelingen kwam met betrekking tot seksueel misbruik door stiefvader. De man erkent dat er in het verleden spanningen en ruzies waren tussen partijen, maar daarvan had niet enkel hij de schuld. De aantijgingen worden door de vrouw niet met stukken onderbouwd. Naar de mening van de man brengt een slechte communicatie tussen partijen niet zonder meer met zich mee dat het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Daarbij meent de man dat door uitoefening van het gezamenlijk gezag de minderjarigen niet klem en verloren raken tussen ouders. De man erkent dat de oudercommunicatie verbetering behoeft. De man is bereid om via een mediator of een traject (UHA) te werken aan de onderlinge verhouding en communicatie tussen partijen. Naar de mening van de man is het aan beide ouders om te werken aan verbetering van hun wederzijds ouderschap. Voor wat betreft gezagsbeslissingen merkt de man nog op dat hem enkel wordt gevraagd om toestemming te geven voor van alles, zonder dat hij eerst voldoende wordt ingelicht. Zonder die informatie wordt dat voor de man lastig. Ook bij school krijgt de man geen ingang. Daarbij is de man van mening dat de vrouw ook minder zwaarwegende middelen ter beschikking staan, zoals een verzoek vervangende toestemming voor medische behandeling of voor een buitenlande vakantie bij de rechter.
De GI brengt naar voren dat zij de man in het verleden geregeld geïnformeerd heeft over de ontwikkeling van de kinderen en in voorkomende gevallen over hun gezondheidssituatie. Tevens is de man in de gelegenheid gesteld om contact te onderhouden met de scholen van de kinderen. Echter heeft de man hier de laatste jaren geen gebruik van gemaakt. Eerder gaf de man, zij het met moeite en vaak na herhaald aandringen, steeds de benodigde toestemmingen ten behoeve van de kinderen voor vakanties, scholen en behandeling. Voor de door de vrouw en stiefvader geplande buitenlandse zomervakantie in 2024 met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heeft de man geweigerd zijn toestemming te verlenen, met als enige toelichting dat hij ook niet met hen op vakantie mag.
Naar de mening van de GI kan samenvattend worden gesteld dat de man geen invulling geeft aan zijn gezag en dat zijn opstelling het laatste jaar niet meewerkend, maar zelfs tegenwerkend is geweest waar het gaat over het geven van toestemming. Dat zo zijnde beschouwt de GI het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag als redelijk.
De Raad stelt vast dat in de afgelopen jaren voldoende hulpverlening is ingezet om de oudercommunicatie weer op gang te brengen en om te komen tot een goed verlopende contactregeling tussen de man en de kinderen, maar tevergeefs. Naar de mening van de Raad blijkt uit de stukken en de mondelinge behandeling voorts dat er al zo’n negen jaar sprake is van een ondertoezichtstelling en dat er geen verwachtingen meer zijn dat de ouders in de toekomst wel in staat zullen zijn om gezamenlijk belangrijke beslissingen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te nemen. Dat zo zijnde ligt het verzoek van de vrouw volgens de Raad voor toewijzing gereed.
De stiefvader ondersteunt het verzoek van de vrouw.
5De beoordeling
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt.
De rechtbank overweegt dat er sprake is van een gewijzigde omstandigheid. Zo is sinds het voorjaar van 2024 sprake van een geheel ontbrekend contact tussen de man en de minderjarigen. De rechtbank oordeelt dat dit een relevante gewijzigde omstandigheid is, zodat de vrouw in haar verzoek tot wijziging van het gezag over de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kan worden ontvangen.
Op het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag is ingevolge artikel 1:253n lid 2 BW artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. Op grond van laatstgenoemde bepaling kan de rechter bepalen dat het gezag over een minderjarige aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders het kind klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
De rechtbank overweegt over het verzoek van de vrouw verder dat er al zo’n negen jaar lang sprake is van een ondertoezichtstelling. Ondanks de inzet van deze maatregel en de daaruit voorkomende gedwongen hulpverlening blijkt dat er tussen partijen nog altijd geen rechtstreekse communicatie mogelijk is. Bij de man is sprake van hoogoplopende emoties en frustraties. Hij voelt zich door de vrouw en de GI onvoldoende gehoord. De emoties en frustraties van de man zijn ook enigszins voorstelbaar, nu de uitlatingen van [minderjarige 1] dat zij te maken heeft gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag van stiefvader jegens haar, hem als vader bijzonder zullen raken en hij het gevoel heeft dat instanties daar onvoldoende oog voor hebben gehad. Het lijkt er op dat voor de signalen die [minderjarige 1] heeft gegeven onvoldoende oog (meer) is. Anderzijds stelt de rechtbank vast dat de man in de afgelopen jaren zijn in artikel 1:247 lid 1 BW vastgelegde plicht om zijn kinderen (mede) te verzorgen en op te voeden niet is nagekomen. Zo heeft de man in het voorjaar van 2024 de (begeleide) contactregeling met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zelf stopgezet, omdat hem geen perspectief werd geboden naar meer en onbegeleide contacten met [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De man is daar boos over en heeft de keuze gemaakt om het contact te verbreken. Dit maakt dat hij op dit moment niet meer weet hoe het met zijn dochters gaat. Hij is niet meer op de hoogte van hun dagelijks leven, van hetgeen hen bezig houdt en van de problemen die zij hebben. Ook heeft de man in de afgelopen jaren weinig betrokkenheid bij zijn dochters getoond. Zo is door de GI aangegeven dat de man niet zelfstandig contact heeft gelegd met de scholen van de kinderen en heeft hij niet geprobeerd om meer te weten te komen over de kindeigen problematiek van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank overweegt dat het uitoefenen van gezag meer dan enkel “het zetten van een handtekening”. Gezag uitoefenen betekent je verdiepen in het leven en in de ontwikkelingsfase van je kind, je laten informeren en dan – bij gezamenlijk gezag samen met de andere ouder - afgewogen gezagsbeslissingen maken in het belang van je kind.
Gebleken is weliswaar dat de man met enige moeite van aandringen van de GI en de vrouw waar nodig zijn handtekeningen heeft gezet, tot vorig jaar zomer. Vorig jaar zomer echter weigerde de man zijn toestemming te verlenen voor een buitenlandse vakantie van de vrouw en stiefvader met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] omdat hij zelf ook niet met hen op vakantie kan. Daarbij heeft de man aangegeven “nergens meer aan mee te zullen werken”.
Nu er al zo’n negen jaar lang sprake is van een ondertoezichtstelling, waarbinnen er nog geen verbetering is opgetreden van de oudercommunicatie, is het niet te verwachten dat de situatie tussen ouders zich binnen afzienbare tijd zal verbeteren en zij in de toekomst wel in staat zullen zijn om gezamenlijk te overleggen over hun kinderen en vervolgens gezamenlijk gedragen beslissingen te nemen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben bovendien aangegeven dat zij geen contact meer wensen met hun vader. Hun belang is dat de belangrijke beslissingen over hen genomen worden door de volwassene die bij hen betrokken is, hen en hun omstandigheden kent en in overleg met hen kan afwegen wat in hun belang is.
Gegeven vorenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank met de Raad van oordeel dat het in het belang van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat het gezamenlijke gezag van de ouders wordt beëindigd. Het verzoek van de vrouw om alleen te worden belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal daarom worden toegewezen. Voor een onderzoek door de Raad, zoals subsidiair verzocht door de man, wordt geen aanleiding gezien.
Omdat partijen ex-echtgenoten van elkaar zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.
6De beslissing
De rechtbank
bepaalt dat de vrouw voortaan alleen het gezag heeft over:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2010;
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2014;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2025 in aanwezigheid van Van Dongen, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
-
door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
-
door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733