Essentie (redactie)
Informele rechtsingang leent zich niet voor verzoek kind om gezag moeder te beëindigen. Ook vraag kind over slaapmedicatie kan niet via informele rechtsingang tot beslissing leiden. Pas als GI niet tot een verzoek op grond van art. 1:265e lid 1 BW overgaat, bestaat er voor kind een (formele) rechtsingang.
De kinderrechter kan wel (op grond van art. 1:253a bw juncto art. 1:377g BW op vraag van kind ambtshalve een beslissing geven over het contact tussen kind en ouder. Rechter verzoekt GI en Raad om onderzoek.
Datum publicatie | 08-04-2025 |
Zaaknummer | C/02/432175 / FA RK 25-901 |
Procedure | Rekestprocedure |
Zittingsplaats | Middelburg |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Familieprocesrecht; Eigen rechtsingang minderjarige; Jeugdbescherming / Jeugdwet; Kinderen |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Informele rechtsingang, uithuisgeplaatst kind wil omgang met vader die al langdurig uit beeld is, moeder wil dit vanwege veiligheidsredenen niet, raadsonderzoek en opdracht GIVolledige uitspraak
beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/432175 / FA RK 25-901
datum uitspraak: 28 maart 2025
beschikking betreffende informele rechtsingang
in de zaak van
[minderjarige] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land] ), op [geboortedag] 2010,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zeeland, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Middelburg,
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
1Het procesverloop
De kinderrechter beschikt over de navolgende stukken:
- de op 20 februari 2025 ontvangen brief van [minderjarige] ;
- de e-mail van de moeder van 26 februari 2025;
- de door de moeder overgelegde stukken op de mondelinge behandeling van 19 maart 2025.
De kinderrechter heeft op 5 maart 2025 gesproken met [minderjarige] . Daarbij was aanwezig de vertrouwenspersoon van [minderjarige] , werkzaam bij [jeugdzorginstelling] .
Op 19 maart 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen en gehoord de moeder, een vertegenwoordigster van de GI en een vertegenwoordigster van de GI. De kinderrechter heeft aan de begeleidster van de moeder van [omgangsbegeleiding] en aan een medewerkster van de Raad bijzondere toestemming verleend om bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn.
De kinderrechter heeft op 25 maart 2025 gesproken met [minderjarige] en uitleg gegeven over de mondelinge behandeling en de vervolgstappen.
2De feiten
De moeder is belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] .
Bij beschikking van 21 juli 2017 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld met ingang van 21 juli 2017 en tot 21 oktober 2017..
Bij beschikking van 17 oktober 2017 is [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 21 oktober 2017 en tot 21 oktober 2018. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 15 oktober 2024 met ingang van 21 oktober 2024 en tot 21 oktober 2025.
Bij beschikking van 17 oktober 2017 is ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend. Ook deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 21 oktober 2025.
[minderjarige] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten [accommodatie] .
[minderjarige] en de moeder hebben de Belgische nationaliteit.
3De vragen van [minderjarige]
In zijn brief en in zijn gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] aangegeven dat hij graag contact wil met zijn vader en de familie van zijn vader. Het is al 12,5 jaar geleden dat hij hem heeft gezien. Via internet is [minderjarige] op zoek gegaan naar zijn vader en hij heeft hem ook gevonden. Van zijn moeder mag hij geen contact hebben met zijn vader en zij houdt hem ook tegen door zijn sociale media op zijn telefoon te blokkeren. [minderjarige] begrijpt niet waarom hij zijn vader niet mag zien. Hij heeft al eens geappt met zijn vader en wil hem ook graag zien.
Met zijn moeder heeft hij de laatste keer dat hij bij haar was ruzie gehad. [minderjarige] heeft het idee dat hij nooit iets goed doet. Zijn moeder heeft gezegd dat ze hem niet meer wil zien. Met zijn moeder wil hij dus ook even geen contact meer. Ook wil hij niet meer dat zijn moeder beslissingen over hem kan nemen, omdat zij [minderjarige] beperkt in het contact met zijn vader en de familie van zijn vader. Daarnaast wil [minderjarige] graag slaapmedicatie, maar daar geeft zijn moeder geen toestemming voor. [minderjarige] wil graag een bijzondere curator, zodat iemand mee kan kijken naar wat nu het beste voor hem is.
4De standpunten
De moeder geeft aan dat ze niet wist dat [minderjarige] een gesprek met de kinderrechter had. De mail die ze gestuurd had, is gestuurd, omdat ze met de GI in discussie was over het contact tussen [minderjarige] en zijn vader. Buiten medeweten van de moeder is er contact gezocht door [minderjarige] met zijn vader. Volgens de moeder blijkt uit de Belgische uitspraak in haar scheidingszaak dat de vader geen contact met haar en de kinderen mag hebben. Zij weet niet of dit ook is besproken tijdens de strafzaak tegen de vader wegens geweldpleging tegen haar.
De moeder heeft destijds aangifte tegen de vader gedaan, omdat hij haar keel dicht had geknepen. De vader moest toen op politieverhoor komen en is daarna gelijk opgepakt.
De moeder geeft aan dat ze aan de hulpverlener van [organisatie] het hele verhaal heeft verteld. Daar gaven ze aan dat [minderjarige] het verhaal niet aan zou kunnen. [organisatie] is meerdere keren aangepast, maar dat stuk is eruit gelaten. De moeder kan het [minderjarige] zelf niet vertellen. Er is haar meerdere keren verteld dat ze therapie moet volgen en dat ze haar deksels dicht moet doen. Nu zijn haar deksels dicht en begint het weer. Sinds [minderjarige] de vader op Facebook heeft gezien, is hij klaar met het contact met de moeder. Dat [minderjarige] contact met zijn vader wil, heeft impact op de moeder en haar relatie. Ze heeft een goede relatie met haar partner en wil niet dat deze kapot gaat. Ook de moeder heeft een grens. Haar dochter woont om de hoek. De moeder vreest dat haar adresgegevens bij de vader bekend worden. Zij vreest voor haar veiligheid en die van haar dochter.
De moeder begrijpt dat er meer gegevens nodig zijn. Van haar mag de GI checken of de aangifte en het strafvonnis van destijds nog beschikbaar zijn. De moeder weet zelf niet of zij die nog heeft, maar zal er naar kijken. De moeder wil graag dat [minderjarige] eerst meer informatie krijgt over de vader. Al moet [minderjarige] daar dan wel voor open staan.
De moeder wil niet dat haar gezag beëindigd wordt. De moeder heeft haar best gedaan om [minderjarige] normen en waarden bij te brengen, die zijn dan weg. Zij vindt het in het belang van [minderjarige] dat zij de beslissingen over hem kan blijven nemen. [minderjarige] is 14 jaar, geen 17 of 18 jaar. Dat hij een ander telefoonnummer wil, omdat hij de restricties op zijn telefoon beu is, is geen reden voor een beëindiging van het gezag.
Ook slaapmedicatie vindt de moeder niet nodig. [minderjarige] wil dat omdat hij het bij een andere jongen van de groep ziet. De moeder ziet en spreekt de begeleiding van [accommodatie] nooit. Zij is ook niet benaderd over deze slaapmedicatie.
De GI geeft aan dat [minderjarige] zelf naar zijn vader op zoek is gegaan. De GI is van mening dat [minderjarige] geholpen kan worden door de bezoeken te begeleiden. [minderjarige] gaat anders sowieso zelf verder met het contact zoeken en op deze manier kan zijn veiligheid geborgd worden. De moeder geeft geen toestemming voor begeleide bezoeken. De GI is van mening dat [minderjarige] recht heeft om zijn vader te leren kennen en te onderzoeken wat hij wel of niet wil in dit contact.
De GI heeft op kantoor een gesprek gehad met de vader. De vader wil echt voor [minderjarige] gaan en hem leren kennen. Hij zou ook graag contact hebben met de zus van [minderjarige] , maar hij weet dat ze dat niet wil. De vader is niet uitbundig open over het verleden, maar weet wel dat de GI het weet en hij ontkent het niet. De GI geeft aan dat de informatie over de strafzaak van de vader wel opgevraagd is. Door begeleide bezoeken op kantoor tussen [minderjarige] en de vader te faciliteren, is het contact veilig en afgebakend.
Met de moeder en [minderjarige] is een herstelgesprek geprobeerd. Dat is niet gelukt. [minderjarige] werd in dat gesprek in zijn gevoel bevestigd. Hij wil voorlopig geen contact met de moeder. De GI heeft de moeder gevraagd een keer een kop koffie bij [accommodatie] te gaan drinken. De moeder vindt dat [minderjarige] de eerste stap moet zetten. De GI is van mening dat [minderjarige] last van de situatie heeft. De GI zal in blijven zetten op het herstellen van het contact.
De GI vindt een bijzondere curator benoemen een goed idee. Dan is er een extra persoon voor de belangen van [minderjarige] .
De samenwerking met de moeder is over het algemeen goed. Alleen zijn er de laatste tijd wat moeilijkheden. Voor de slaapmedicatie geeft de moeder geen toestemming. De GI vindt dat deze beslissing meer bij een ander zou moeten liggen en dat het overleg met het jeugdhuis zou moeten worden gezocht. De GI denkt na over het indienen van een verzoek tot vervangende toestemming voor deze medicatie. Ook denkt de GI na over het indienen van een verzoek tot onderzoek over een gezagsbeëindigende maatregel bij de Raad.
De GI kan instemmen met het advies van de Raad.
De Raad kan zich voorstellen dat het voor de moeder een lastige situatie is. De moeder heeft een (belast) verleden met de vader en wil [minderjarige] beschermen. Ieder kind heeft echter recht op contact met beide ouders als dat op een veilige manier kan. Of het op een veilige manier kan is onduidelijk. Op dit moment zet [minderjarige] stappen zonder dat hij het hele verhaal kent.
De Raad adviseert om te beginnen met begeleide contacten en te kijken of [minderjarige] meegenomen kan worden in het verhaal. Als de moeder geen toestemming geeft, gaat [minderjarige] zelf in het geheim contact hebben. Om die reden en voor de veiligheid van [minderjarige] adviseert de Raad begeleide contacten. Ook moet [minderjarige] beter geïnformeerd worden over het verleden. Dat zal op basis van feitelijke informatie moeten gebeuren. De Raad adviseert de GI om de informatie van de strafzaak op te vragen en op basis daarvan op het niveau van [minderjarige] uitleg te geven. Ook moet [minderjarige] duidelijk gemaakt worden dat het een stuk geschiedenis tussen de moeder en de vader is geweest en dat er daardoor wel zorgen zijn over het contact van [minderjarige] en de vader. Misschien helpt het [minderjarige] ook bij het beter begrijpen van de positie van de moeder.
De Raad maakt zich zorgen over het feit dat er nu geen contact tussen de moeder en [minderjarige] is. Als [minderjarige] wel contact met de vader heeft, betekent dit mogelijk een loyaliteitsconflict. In het verhaal over het verleden dat [minderjarige] nog verteld gaat worden, moet daarom ook aandacht zijn voor het ontschuldigen van de moeder richting [minderjarige] .
Ten aanzien van het gezag biedt de Raad een onderzoek aan. Een bijzondere curator ziet de Raad als iets wat kan werken. Tegelijk geeft de Raad aan dat als alle vragen van [minderjarige] gehoord worden en er stappen voor gezet worden, dat het dan te vroeg is om een bijzondere curator in te schakelen. Ten aanzien van de slaapmedicatie dient de GI als de conclusie is dat [minderjarige] deze medicatie echt nodig heeft een verzoek tot vervangende toestemming bij de kinderrechter in te dienen.
5De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu [minderjarige] en de moeder de Belgische nationaliteit hebben, dient de kinderrechter te beoordelen of hij bevoegd is om kennis te nemen van de verzoeken.
De kinderrechter is van oordeel dat de Nederlandse rechter bevoegd is van het verzoek kennis te nemen omdat [minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Nu de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de verzoeken, zal op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op de verzoeken worden toegepast.
Inhoudelijke beoordeling
[minderjarige] een brief geschreven aan de kinderrechter. Omdat [minderjarige] nog minderjarig is, heeft hij niet een formele eigen rechtsingang en kan hij dus niet zelfstandig een officieel verzoek indienen. Met zijn brief aan de kinderrechter heeft [minderjarige] gebruik gemaakt van de zogenoemde ‘informele rechtsingang’. Dit betekent dat hij de kinderrechter vraagt om ambtshalve een beslissing te nemen over de vragen die hij heeft.
Alhoewel niet alle vragen van [minderjarige] kunnen leiden tot een ambtshalve beslissing van de kinderrechter zijn deze vragen wel dusdanig dat er nader onderzoek naar moet worden gedaan. De kinderrechter doelt dan met name op de vraag van [minderjarige] over het beëindigen van het gezag van de moeder. Maar ook de vraag van [minderjarige] over slaapmedicatie kan niet via de informele rechtsingang tot een beslissing leiden. Pas als de GI niet tot een verzoek op grond van artikel 1:265 e lid 1 van het Burgerlijk Wetboek overgaat, bestaat er voor [minderjarige] een (formele) rechtsingang.
De kinderrechter kan wel (op grond van artikel 1:253a juncto artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek) op vraag van een minderjarige ambtshalve een beslissing geven over het contact tussen de minderjarige en een ouder.
Gelet echter op de vragen van [minderjarige] en wat er op de mondelinge behandeling is besproken, zal de kinderrechter de GI eerst vragen om te onderzoeken of de slaapmedicatie noodzakelijk is. Wanneer de GI slaapmedicatie na onderzoek noodzakelijk vindt en de moeder geen toestemming geeft, zal de GI een verzoek tot vervangende toestemming in moeten dienen. Als de GI niet tot een dergelijk verzoek overgaat, wil de kinderrechter hiervan op de hoogte worden gesteld.
De kinderrechter stelt vast dat er in het verleden veel is gebeurd. Daardoor is het begrijpelijk dat de moeder niet openstaat voor contact tussen [minderjarige] en zijn vader. [minderjarige] is niet op de hoogte van dit verleden. [minderjarige] is wel nieuwsgierig naar zijn vader en onderneemt ook actief stappen om in contact te komen met zijn vader.
Voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] is het wel van belang dat [minderjarige] zelfstandig een beeld van zijn vader kan vormen. [minderjarige] heeft ook recht op contact met zijn vader, tenzij er sprake is van een onveilige situatie en de ontzeggingsgronden van artikel 1:377 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn. Op basis van de informatie die de moeder tot zover heeft ingediend, heeft de kinderrechter hier nog onvoldoende informatie over.
De kinderrechter verzoekt de GI om te onderzoeken welke relevante informatie over het verleden van de moeder, de vader en [minderjarige] beschikbaar is en op welke manier [minderjarige] hierover geïnformeerd kan worden. De kinderrechter doelt dan met name op informatie uit de strafzaak. Op basis van de echtscheidingsbeschikking van de moeder en de vader van 18 januari 2013 van de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen staat vast dat de vader destijds in detentie verbleef. Ook staat vast dat beide ouders een wederzijds verbod is opgelegd om elkaars woning te betreden.
De kinderrechter wil weten waarom de vader in detentie verbleef en wat zijn strafrechtelijke verleden inhoudt. Daarmee kan dan ook worden bezien hoe [minderjarige] verder kan worden geholpen.
De kinderrechter verzoekt de GI ook om de mogelijkheden van begeleide bezoeken tussen de vader en [minderjarige] te onderzoeken. Daarbij moet ook afgewogen worden op welke manier [minderjarige] voorgelicht wordt over het verleden én op welk moment.
De kinderrechter zal ook de Raad verzoeken om een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de navolgende vragen:
- Welke vorm van contact met de vader komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?
- Welke vorm van contact met de moeder komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
- Zijn er contra-indicaties voor omgang en zo ja, welke?
- In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen; hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
- Is er een grond voor beëindiging van het gezag van de moeder?
- Wat zijn de voordelen en wat zijn de nadelen van een beëindiging van het gezag van de moeder?
In afwachting van de rapportage van zowel de GI als de Raad zal de behandeling van de zaak worden aangehouden. De kinderrechter gaat er daarbij vanuit dat de GI in de tussentijd ook oog blijft houden op de contacten tussen [minderjarige] en de moeder. Daar waar mogelijk moet er aangestuurd worden op contactherstel.
De kinderrechter vraagt de Raad om deze zaak met gepaste spoed op te pakken. [minderjarige] ’s nieuwsgierigheid naar zijn vader mag er niet toe leiden dat hij in een onveilige situatie terecht gaat komen. Ook wil de kinderrechter voorkomen dat [minderjarige] door niet op de juiste manier geïnformeerd te worden over het verleden schade oploopt. Het advies van de Raad is hierbij erg van belang.
Kindbrief
De kinderrechter heeft [minderjarige] op 25 maart 2025 geïnformeerd over de te nemen vervolgstappen. Deze zullen ook via de navolgende kindbrief aan [minderjarige] gecommuniceerd worden.
‘Beste [minderjarige] ,
Wat goed dat jij naar aanleiding van je brief op 5 maart 20025 en op 25 maart 2025 met mij in gesprek bent gegaan. Ik snap heel goed dat jij nieuwsgierig bent naar je vader. Ook snap ik dat je het contact met je moeder nu lastig vindt.
Ik heb je gezegd dat die twee dingen misschien wel wat met elkaar te maken hebben.
Je weet dat we jouw vragen (omgang met je vader, contact met je moeder, haar gezag, de slaapmedicatie en de bijzondere curator) met je moeder, [naam 1] en de Raad voor de Kinderbescherming hebben besproken.
Omdat ik [naam 1] en de Raad ga vragen wat dingen uit te zoeken, ga ik nu nog geen bijzondere curator benoemen. [naam 1] gaat met je in gesprek over de slaapmedicatie. De Raad voor de Kinderbescherming zal met je in gesprek gaan over de contacten met je ouders en het gezag van je moeder. Dat vind ik voor de komende tijd genoeg gesprekken voor jou. Bovendien kijken al deze mensen naar jou en wat jij nodig hebt. Een bijzondere curator kan daar op dit moment niets aan toevoegen.
Ik heb [naam 1] gevraagd om in gesprek met jou en [accommodatie] te gaan over de slaapmedicatie. [naam 1] kan dan bekijken of de slaapmedicatie nodig is. Als dat zo is en je moeder geeft geen toestemming, dan kan [naam 1] een verzoek bij mij doen om ervoor te zorgen dat jij wel slaapmedicatie kan krijgen.
Ik heb [naam 1] ook gevraagd om een en ander uit te zoeken over het verleden van je ouders. Jij weet niet waarom er geen contact was met je vader. Jij weet ook niet waarom je moeder het moeilijk vindt om toestemming voor contact te geven. Ik vind het belangrijk dat jij meer informatie krijgt. Op die manier zul je beter kunnen begrijpen waarom het tot nu toe is gegaan zoals het is gegaan.
Ook vind ik het belangrijk dat [naam 1] uitzoekt op welke manier jij veilig contact kan hebben met je vader. Jij noemde in ons gesprek dat [naam 2] het contact kan begeleiden. [naam 1] zal dit verder uit moeten zoeken.
Ik heb de Raad gevraagd om mij te adviseren over zowel de contacten met je vader, als de contacten met je moeder. Ook heb ik de Raad gevraagd om naar het gezag van je moeder te kijken en mij daarover te adviseren. De reden dat ik de Raad hierom gevraagd heb, is omdat ik wil weten wat het beste voor jou is.
Omdat ik wil dat er een goed onderzoek wordt gedaan, zal dit best wel wat tijd kosten. Dan heb ik het niet over weken maar over maanden. Zodra ik meer weet, zal ik jou ook weer uitnodigen voor een gesprek.
Met vriendelijke groet,
De kinderrechter’
6De beslissing
De kinderrechter:
verzoekt de GI om te onderzoeken of [minderjarige] slaapmedicatie nodig heeft en de kinderrechter uiterlijk
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming locatie Middelburg met gepaste spoed een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven onder rechtsoverweging 5.9. vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport vóór hierna te noemen pro forma datum bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de moeder en de GI;
verzoekt de GI om te onderzoeken welke relevante informatie over het verleden beschikbaar is en op welke manier [minderjarige] hierover geïnformeerd kan worden;
verzoekt de GI om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor begeleide contacten van [minderjarige] en de vader;
houdt de verdere behandeling van deze zaak en de verdere te nemen beslissingen aan tot
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. Duinhof, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2025 in tegenwoordigheid van mr. De Bont, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
-
door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
-
door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op: 28 maart 2025
In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733